zondag 16 september 2012

Betekenisvorming in beeld en taal



De internationale symbolen voor de wc.
Iedereen die deze tekens bij de toiletten tegenkomt zal begrijpen wat ermee bedoeld wordt. Of je nou uit Nederland komt, of uit Frankrijk, Chili, Korea of Australië, de betekenis is duidelijk. En dat terwijl de vrouwen vandaag de dag lang niet allemaal in een jurk rondlopen. Op de een of andere manier zijn we met z’n allen tot een overeenstemming gekomen over de significantie van deze tekens. Dit heeft alles te maken met de semiotiek, oftewel de leer van de tekens.

Tijdens het derde college Beeldcultuur van Hans van Driel (10-09-2012) werd er een definitie van betekenis gegeven. Volgens Charles Sanders Peirce (1907) wordt de betekenis van een concept bepaald door de optelsom van alle voorstelbare consequenties die noodzakelijk volgen uit het desbetreffende concept. Hiermee bedoelt hij als het ware alle beelden en implicaties die in je opkomen als je een bepaald concept waarneemt. Deze verklaring roept echter weer een nieuwe vraag op: wat is een concept?

De linguïstische benadering
Laten we voor het beantwoorden van deze vraag even uitwijken naar het vakgebied van de linguïstiek, en dan met name de publicatie Cours de linguistique générale van Ferdinand de Saussure (1964, in Taylor 2002). Saussure zag taal als een symbolisch systeem van tekens. Overeenkomstig met C.S. Peirce beschouwde hij het teken als de associatie van een concept (of signified: hetgeen waarnaar verwezen wordt, Peirce noemt dit het afwezige) en een akoestisch afbeelding (de signifier: hetgeen dat verwijst). Hierbij moet je het concept en de akoestische afbeelding zien als iets wat in je hoofd zit; het is geen bestaand voorwerp in de echte wereld. De associatie tussen de twee begrippen is weergegeven in Figuur 1. 

Figuur 1: The Saussurean sign. De associatie tussen een concept en een fonologische structuur. (Alishahi, 2012)

Kijkend naar de afbeelding van de boom in figuur 1 zou je kunnen denken dat het concept een mental image is, maar dit is niet helemaal correct. Een mental image is namelijk óf te specifiek óf te algemeen. Zo zijn er bijvoorbeeld veel verschillende soorten bomen, waardoor een mental image van een eikenboom niet de hele lading dekt. Als we het echter algemener maken, raken er details verloren die inherent zijn aan het concept, zoals bijvoorbeeld bladeren of takken (Taylor, 2002). Nee, volgens Saussure moeten we het concept zien als een principe van categorisatie. Het zorgt ervoor dat we een boom herkennen als we er een zien; we kunnen deze als het ware als zodanig categoriseren. Daarnaast zorgt het concept ervoor dat we bepaalde inferenties kunnen maken, bijvoorbeeld dat een boom een stam en takken heeft en het uit de grond groeit (Taylor, 2002).

De link tussen beeld en taal op het gebied van tekens
Laten we deze inzichten uit de linguïstiek nu eens proberen te linken aan de theorieën van Peirce. Tijdens het college behandelde Van Driel de drie categorieën die Peirce gebruikte om de wereld te beschrijven:

  1. Firstness: de wereld van de mogelijkheden. Bijvoorbeeld: alle broeken waartussen je kan kiezen bij het beslissen van je outfit.  
  2. Secondness: de feitelijke keuze. Bijvoorbeeld: de keuze voor een zwarte broek.  
  3. Thirdness: gewoonte, patroonmatigheid, wetmatigheid. Bijvoorbeeld: als je naar je werk moet trek je altijd een zwarte broek aan.

Peirce’s gedachten over het proces van kennisvorming zijn gebaseerd op deze drie categorieën. Firstness staat gelijk aan de mogelijkheid dat een mogelijk teken tot teken wordt benoemd. Secondness is aanwezig in de relatie tussen het teken en de werkelijkheid. Thirdness wordt vertegenwoordigd door de relatie tussen het teken en de interpretant (oftewel de kennis die zich in diens hoofd vormt) (Van Driel, 1991).

De secondness, oftewel relatie tussen het teken en het afwezige, komt overeen met de stellingen van Saussure. Hij noemt het teken de akoestische afbeelding, en het afwezige het concept. Bijgevolg zijn beide wetenschappers tot dezelfde conclusie gekomen: tekens kunnen een drievoudige relatie hebben met het object.

Het Kijkwijzer symbool voor een 'enge' film.
  1. Een teken is iconisch als er een overeenkomst is tussen hetgeen waarnaar verwezen wordt (signified) en hetgeen dat verwijst (signifier). Bijvoorbeeld: verkeersborden.  
  2. Een teken is indexicaal als er een natuurlijke connectie is tussen de signified en de signifier. Bijvoorbeeld: pootafdrukken van een dier.  
  3. Een teken is symbolisch als de relatie tussen de signified en signifier is vastgesteld door middel van afspraken. Bijvoorbeeld: de symbooltjes van de Kijkwijzer of de tekens voor de wc bovenaan deze pagina. (Saussure, 1964)

Taylor stelt echter dat er aan deze driedeling iets schort: de rol van de waarnemer. Zo moet de mogelijke overeenkomst tussen het teken en het concept als zodanig worden herkend, evenals de mogelijke natuurlijke connectie of symbolische relatie. Tekens functioneren dus omdat we hierover als een gemeenschap tot overeenstemming zijn gekomen. En aan de overeenkomsten tussen Saussure en Peirce te zien geldt dit voor zowel taal als beeld. Het is dus maar goed dat we een overeenkomst hebben over de betekenis van de wc symbolen, anders zouden er ongemakkelijke situaties kunnen ontstaan.

Referenties: 
  • Alishahi, A. (2012, 10 september). Hoorcollege Cognitive Linguistics. 
  • Taylor, J. R. (2002). Cognitive Grammar. Oxford Textbooks in Linguistics. Oxford, Engeland: Oxford University Press.
  • Van Driel, H. (2012, 10 september). Hoorcollege Beeldcultuur.
  • Van Driel, H. (1991). Het Semiotisch Pragmatisme van Charles S. Peirce. Amsterdam, Nederland: John Benjamins Publishing. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten